Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En ook dwalen [23]dezen [24]van den wijn, en zij dolen van den sterken drank; [25]de priester en [26]de profeet dwalen van den sterken drank; [27]zij zijn verslonden van den wijn, zij dolen van sterken drank; [28]zij dwalen in het gezicht; zij [29]waggelen in het gericht. 23. Te weten, velen onder de Joden, of van den stam van Juda. 24. Of, in den wijn; dat is, zij hebben zich zo geheel begeven tot dronkenschap en vleselijke wellusten, dat zij schier van al hun verstand beroofd worden. Dit kan ook van de geestelijke dronkenschap verstaan worden, door welke men in de zonden versmoord ligt, gelijk onder hfdst.29 vs.9. Zie Spreuk.20:1. 25. Of overste. Zie Gen.41:45. 26. Te weten de valse profeten, gelijk onder hfdst.29 vs.10. 27. De zin is: Gelijk zij den wijn ingezopen hebben, alzo verslindt en verderft de wijn hen ook. 28. Dat is, de priesters dolen in het uitleggen der profetieen, zij keren en draaien die naar hun eigen lusten en inbeeldingen. 29. Of, struikelen in het oordelen.